ID veelgestelde vraag: 8201985900
Release datum: 28 november 2013
Wanneer u een ander papierformaat of andere papiersoort in de lade multifunctionele lade plaatst, volg dan de procedure in dit gedeelte en pas de instellingen voor het papierformaat en de papiersoort aan.
1. Druk op [ ] (Selecteer Papier/Instellingen).
2. Selecteer <Papierinstellingen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
3. Selecteer <Lade 1> of <Lade 2> met [ ] of [
] en druk op [OK].
4. Selecteer een papierformaat met [ ] of [
] en druk op [OK].
5. Selecteer de papiersoort met [ ] of [
] en druk op [OK].
6. Druk op [ ] (Selecteer Papier/Instellingen) als u het scherm <Papier selecteren> wilt sluiten.
1. Druk op [ ] (Selecteer Papier/Instellingen).
2. Selecteer <Papierinstellingen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
3. Selecteer <Papiertafel> met [ ] of [
] en druk op [OK].
4. Selecteer <Aan> met [ ] of [
] en druk op [OK].
5. Selecteer <Papierinstellingen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
6. Selecteer <Papiertafel> met [ ] of [
] en druk op [OK].
7. Selecteer <Details instellen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
8. Selecteer een papierformaat met [ ] of [
] en druk op [OK].
* Als u papier van een aangepast formaat wil te registreren, zien dan Een aangepast papierformaat instellen.
* Het geregistreerde papier van aangepast formaat staat bovenaan de lijst vermeld. Selecteer het met [ ].
Als u <Gebruikersformaat> selecteert
Geeft het formaat op van <X> richting en <Y> richting van het papier van aangepast formaat.
Geef het papierformaat op in de staande afdrukstand (<Y><X>) en binnen het bereik dat kan worden gedefinieerd.
(1) Selecteer de richting met [ ] of [
] en druk op [OK].
(2) Geef het formaat op met [ ] of [
] en druk op [OK].
U kunt ook waarden opgeven met de numerieke toetsen.
(3) Selecteer <Toepassen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
9. Selecteer de papiersoort met [ ] of [
] en druk op [OK].
10. Druk op [ ] (Selecteer Papier/Instellingen) als u het scherm <Papier selecteren> wilt sluiten.
1. Druk op [ ] (Selecteer Papier/Instellingen).
2. Selecteer <Papierinstellingen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
3. Selecteer <Gebruikerspapier registreren> met [ ] of [
] en druk op [OK].
4. Selecteer <Niet geregistr.> met [ ] of [
] en druk op [OK].
Wanneer u het geregistreerde aangepaste papier selecteert, kunt u het aangepaste papier bewerken en wissen.
5. Geeft het formaat van richting <X> en richting <Y> op.
* Geef het papierformaat op in de staande afdrukstand (<Y><X>) en binnen het bereik dat kan worden gedefinieerd.
(1) Selecteer de richting met [ ] of [
] en druk op [OK].
(2) Geef het formaat op met [ ] of [
] en druk op [OK].
U kunt ook waarden opgeven met de numerieke toetsen.
(3) Selecteer <Toepassen> met [ ] of [
] en druk op [OK].
6. Selecteer de papiersoort met [ ] of [
] en druk op [OK].
7. Druk op [ ] (Selecteer Papier/Instellingen) als u het scherm <Papier selecteren> wilt sluiten.